top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverNiek Knol

De uitdagende en de mededogende vriend

Bijgewerkt op: 29 okt. 2018

Niek Knol en Irene van de Giessen, toespraak 22 januari 2015 in de Dom in Utrecht.


Irene: “Het was een belangrijke perspectiefwisseling op de bijzondere zintuiglijke ervaringen die ik had en betekende een boost voor mijn herstel.”

[PP2] Langzamerhand begon de lijst met mensen die ik dood wilde hebben te groeien. Het kon NIET waar zijn dat ik Multiple Sclerose had! Níet na alles wat ik had meegemaakt en net een jaar was afgekickt van de antipsychotica die ik 20 jaar gebruikte. Was de God waar ik altijd op gehoopt had ZÓ wreed? Waarom had ik eigenlijk geprobeerd om te herstellen van mijn met mishandeling doordrenkte jeugd en de gang door de psychiatrie die daarop volgde? Wat was de zin van alles geweest? Had het zin dat ik nu wist dat ik mijn toevlucht had genomen tot het loskoppelen van mijn gevoelens van de ingewikkelde situatie waar ik toen in zat? [PP3] Dat de stemmen die ik hoorde niet van engelen of duivels waren, maar aan mijn trauma's waren te wijten in plaats van aan mijn schizofrene hersenen? Mijn ‘zijn’ was destijds door de mishandelingen als een oerknal versplinterd. Daarna had mijn pleegvader me geholpen mijn heelheid te hervinden. Het was een intens levensveranderend en spiritueel proces geweest. De psychoses, stemmen en beelden bleken overlevingsstrategieën. Het was een belangrijke perspectiefwisseling op de bijzondere zintuiglijke ervaringen die ik had en betekende een boost voor mijn herstel. [PP4] Dit keer versplinterde mijn lichaam en niet mijn geest. De boodschap van mijn neuroloog dat ik MS had zorgde voor radeloze woede.


Niek: “Het verstand was voor Irene een uitweg was om te ontsnappen uit haar door mishandeling volkomen beschadigde diepere hersenstructuren.”

[PP5] Toen ik Irene in mijn spreekkamer kreeg woog ze 140 kilo en had ze net te horen gekregen dat ze MS had. Ik kreeg al snel te horen dat ze opgenomen was geweest en met de GGZ te maken had gehad. Een nog ‘verse’ diagnose van een ernstige auto-immuunziekte in combinatie met ontstekingen - plús een psychiatrisch verleden wat er niet om liegt - waren voor mij aanleidingen om te veronderstellen dat ik voorzichtig moest zijn met Irene direct in de ‘MS-box’ te stoppen. Mogelijk kon ik nog verrassingen verwachten. [PP6] Bij iemand met een psychiatrisch verleden is immers niet uit te sluiten dat ontstekingen zich vermommen in de vorm van een auto-immuunziekte. Ik kwam er al snel achter dat ze een enorm hoog verstandelijk niveau had. Het verstand was voor Irene een uitweg was om te ontsnappen uit haar door mishandeling volkomen beschadigde diepere hersenstructuren. [PP7] Hersenen bestaan grofweg uit drie delen. [*] Het oudste gedeelte, wordt ook wel het reptielenbrein genoemd en regelt o.a. je hartslag, je ademhaling en je spijsvertering. Het zijn onbewuste processen. [*] Het wat jongere gedeelte wordt het zoogdierenbrein genoemd en hierin spelen de emoties de hoofdrol. Uit Irene’s verhaal kon ik al aan het begin opmaken dat de kans groot was dat er in dit gedeelte van het brein problemen waren. Iemand die mishandeld is heeft immers over het algemeen niet de beste ervaringen met emoties. In de psychiatrie waar ze had moeten leren om met die emoties om te gaan werden deze met medicatie verdoofd. Ze kreeg bovendien nog meer handvatten om haar toch al goede verstandelijke vermogen uit te bouwen door de psycho-educatie en de cognitieve therapie die ze kreeg. In mijn visie was dat bij Irene volstrekt overbodig en zelfs contraproductief. Dáár waar het probleem zat - in de emoties - werd niets gedaan. [*] Het was dan ook niet onlogisch dat Irene een voorkeur had ontwikkeld voor het jongste deel van de hersenen, de Neocortex. Je kan wel zeggen dat Irene hier permanent naar toe was verhuisd. [PP8] Een pratend hoofd noemde ik haar in die tijd. Heel af en toe leek er een kelderluik open te gaan en kwamen er vanuit de diepe krochten van haar dierenbrein woede, angst of verwardheid naar boven over wat ze had meegemaakt. Het is u misschien duidelijk waarom wij gebruik maken van beelden van dieren in deze presentatie.

Ik moest in mijn therapie dus niet zozeer bij haar verstand zijn, maar meer een verbinding maken tussen haar verstand en haar emoties en goed opletten wat er gebeurde. Verder moest Irene in beweging komen. Haar lijf en brein moesten beter doorbloed worden en gaan samenwerken om tot een eenheid te komen. [PP9] Iedereen leek vergeten te hebben dat Irene uit méér dan een hoofd bestond. Hoe moest ze zichzelf ooit als één geheel gaan ervaren als interventies alleen op haar verstand gericht waren? Om nog maar niet te spreken van het feit dat haar pleegvader in de psychiatrie op geen enkele manier betrokken was geweest bij haar behandeling. Ik zou hem hard nodig hebben wilde ik Irene echt iets kunnen bieden.


Irene: “Hij leek oprecht in me geïnteresseerd en dat was op zijn zachtst gezegd vreemd, verdacht zelfs…..”

[PP10] Ik moest naar een fysiotherapeut van mijn neuroloog, bewegen was belangrijk. Het was één van de dingen waarvan ik had gezworen dat ik het nooit meer zou doen. Ik was veel te zwaar, had continu pijn en was gewend aan beledigingen. Ik was eerst vetgemest door de medicatie die psychiaters me gaven en vervolgens waren ze zo vriendelijk geweest om me te vertellen dat ik wél op mijn leefstijl moest letten. [PP11] Niek kon ik echter niet op enig 'gewichtsfetisjisme' betrappen. Het was nóg vreemder, hij liet geeneens merken dat hij me dik vond en vroeg tot mijn verbazing niet naar mijn diagnoses. Het verwijsbriefje van de neuroloog legde hij ongelezen op zijn bureau. Hij leek oprecht in me geïnteresseerd en dat was op zijn zachtst gezegd vreemd, verdacht zelfs…. Alles wat Niek met me afsprak over de fitnessoefeningen deed ik in een hogere versnelling of met meer kilo’s dan afgesproken. Hij leek alles behalve onder de indruk en keek me af en toe vol medelijden aan. Toen hij uiteindelijk vroeg tegen wie ik nu eigenlijk aan het vechten was voelde ik me ongelofelijk stom. [PP12] Wat dacht dat sportventje wel? Wat had hij eigenlijk meegemaakt dat hij dacht mij belachelijk te kunnen maken? Ik begon me ook te storen aan de enorme dooddoeners die hij er in het voorbijgaan uit gooide. 'Rustig doorgaan' en 'gewoon blijven ademen' waren wel het meest irritant. De diepgaande wens die ik ooit had om te sterven maakte zijn uitingen tot gekmakende waarheden.


Niek: “Dat nieuwe verhaal moet recht doen aan iemands geschiedenis - en lichaam, brein en omgeving moeten weer een éénheid vormen. .”

[PP13] De uitdrukkingen 'rustig beginnen' en 'rustig doorgaan’ gebruik ik al zeker 30 jaar. Ze leiden in mijn visie tot veerkracht. We hebben namelijk al zoveel aangeleerd en geïnternaliseerd door erfelijkheid, opvoeding en dat wat we hebben meegemaakt dat het best moeilijk is om te veranderen. We zijn als het ware ‘geprogrammeerd’, net als een computer. Geprogrammeerd zijn met de overtuiging dat je er niet mag zijn op deze wereld, zoals Irene, is niet iets wat je makkelijk verandert. Het meeste van datgene wat wij emotioneel leven noemen, zou je met evenveel recht een computergestuurde reactie kunnen noemen. Door hier bewust van te (willen) worden is er inzicht en verandering mogelijk, maar dat is vaak lastig. Toch ligt wat mij betreft HÍER nu juist de kans om de in dit symposium centraal staande 4e dimensie, die we spiritueel kunnen noemen, te betreden. [PP14] Als kern hiervan zie ik het magische gegeven dat een leven veel meer kan zijn dan een persoonlijke ervaring. Ik noem dat transpersoonlijke ervaring. Het is overstijgend en groter dan het eigene. Het betreft een samengaan tussen lichaam, brein en omgeving. [PP15] Wanneer ik ’s ochtends op het strand loop met mijn hond en me één voel met mezelf, met haar, de zee en mijn omgeving dan is dat overstijgend en groter dan het eigene. Je hiervan bewust worden en het beleven is prachtig.

Natuurlijk heb ik dat niet altijd, want veel vaker zijn er zaken, bij mij, mijn hond of de omgeving, die dat eenheidsgevoel verstoren. [PP16] Overigens is het goed om te weten dat ik dit soort ervaringen in horizontale zin bedoel, dus tussen mensen onderling, tussen mens en dier, mens en plant, mens en natuur, enz… en niet in verticale zin. [PP17] Van oudsher is daar natuurlijk veel meer aandacht voor. Ik doel dan op de verticale transpersoonlijke ervaringen, tussen mens en goden of geesten. [PP18] Door mijn jeugd, waarin ik opgroeide in een streng gereformeerd gezin ben ik, net als Irene, op mijn eigen manier geprogrammeerd. Alleen dan wel met andere software. [PP19] Vanaf mijn derde moest ik bijvoorbeeld elke avond een gebed opzeggen omdat ik zondig was. 60 jaar later kan ik het nog uit mijn hoofd op dreunen. Het effect van deze programmering was dat ik me altijd schuldig voelde en schaamde. Ik was ervan overtuigd dat ik een slecht mannetje was. De horizontale transervaring is in mijn ogen pure levenskunst. Het gaat veel meer over ‘samen doen’. Je zou het zelfs als een ‘nieuwe’ vorm van spiritualiteit kunnen zien en de verticale transervaring als ‘oude’ spiritualiteit. Voor mij als coach ligt de uitdaging in het ondersteunen van iemand bij het loslaten van zijn of haar programmering. Daardoor komt er ruimte voor het creëren van een nieuw verhaal. Dat nieuwe verhaal moet recht doen aan iemands geschiedenis - en lichaam, brein en omgeving moeten weer een éénheid vormen. Wanneer lichaam, brein en omgeving weer een eenheid gaan vormen kunnen coach en cliënt (maar veel vaker natuurlijk mensen onderling) elkaar gaan versterken en kan er iets ‘groters’ ontstaan wat je de 4de dimensie zou kunnen noemen, of als zodanig ervaren. Irene en ik hebben diverse van dit soort ervaringen gehad die veel voor ons betekent hebben en van cruciale invloed waren op haar proces, maar ook op mijn ontwikkeling als coach. [PP20] Het vraagt goed luisteren en evalueren. Kijken waar de mogelijkheden zitten. Bewustwording, openheid, nieuwsgierigheid naar de ander - en hoe het zou kunnen - zijn voorwaarden hiertoe. Maar ja, dan moeten mensen wél bewust willen worden = en dát is bij velen nu net de moeilijkheid. [PP21] Het inslijpen van nieuwe gewoonten is immers een tijdrovende bezigheid die herhaald moet worden, vandaar de uitdrukkingen ‘Rustig beginnen en rustig doorgaan’. Irene wilde wel…. En dat bleek uit het feit dat zij zelf mijn coaching betaalde terwijl zij echt niet zo rijk was. Haar motivatie werd gelijk duidelijk. Het bleek ook nog uit iets anders. Ondanks haar woede, geflirt met de dood en de teleurstelling in haar lichaam deed ze dit toch maar.


Irene: “Toch besefte ik dat ik iets moest doen, mijn kwaadheid liep de spuigaten uit.”

Op enig moment vertelde Niek me tussen neus en lippen door dat hij óók coach was. [PP22] Dacht hij echt dat ik me óóit nog uitleverde aan hulpverleners, na wat ik had meegemaakt in de psychiatrie? Ik had geen zin meer om te horen wat ik allemaal niet goed deed Ik had geen zin meer om nog een keer een proces, waarin ik me zo kwetsbaar had opgesteld zoals met mijn pleegvader, te doorlopen. Ik dacht klaar te zijn. Toch besefte ik dat ik iets moest doen, mijn kwaadheid liep de spuigaten uit. Ik besloot Niek te vragen om me te coachen. Voor de zekerheid stelde ik direct bij aanvang mijn grenzen. [PP23] Ik diende een lijstje van eisen in en vertelde Niek dat ik zijn poten zou breken als hij niet bereid was om te werken zoals ik hem dat voorstelde. Ik vermoedde dat dit geen garantie was voor blijvend respect van hem, maar het leek me dat de kans daarop daardoor wel significant verhoogde. Het zou bepaald niet moeilijk zijn om weer de rol van "gehoorzame monddode patiënt" op te pakken, die ik zo uitstekend had aangeleerd in de GGZ, maar ik besefte op een vreemde manier dat ik dat nu misschien juist beter niet kon doen als ik in leven wilde blijven.

Ik kon het me gewoon niet meer veroorloven om de gehoorzame patiënt te zijn, nooit meer. Ik vertelde Niek dat ik alles zou opzoeken over wat me overkwam. Dat ik in gesprek was met anderen die ook zulke dingen meemaakten en dat ik inmiddels helder had dat hulpverleners in alle soorten en maten instaat waren geweest om me schade toe te brengen omdat niemand - ook ik zelf niet - echt mijn gevoeligheden had begrepen, en dat ik daarom dus hulp nodig had. Ik had inmiddels geleerd dat het heel gebruikelijk is voor hulpverleners om akkoord te gaan met dit soort grenzen en vervolgens toch pissig te worden wanneer je liet zien dat je zelf ook kon nadenken. Ik bleek me in Niek te vergissen...


Niek: “Ze moest zich bewust worden wat er gebeurde en ik hoopte haar daarna te kunnen bevragen op wat er gebeurde.”

[PP24] Ik had er belang bij dat Irene naar me ging schrijven en zou benoemen wat ze voelde. Het gaf mij belangrijke informatie over de manier waarop zij geprogrammeerd was gedurende haar leven en het dwong haar tot nadenken over zichzelf. Het ging niet om mij. Irene moest wat mij betreft leren hoe haar programmering (je kunt ook zeggen haar emotionele reacties) haar parten speelden. Ze moest zich bewust worden wat er gebeurde en ik hoopte haar daarna te kunnen bevragen op wat er gebeurde. Vooral met haar lichaam. Dat was vaak heftig, maar het hielp wél! Irene werd zich langzaam bewust wat er zich allemaal afspeelde in haar ‘innerlijk’. [PP25] Ze heeft me minstens een jaar geschreven en uitgemaakt voor alles wat mooi en lelijk is….


Irene: “Ik stikte bijna letterlijk in mijn woede en onmacht.”

Buiten mijn pleegvader, was ik nog nooit eerder een hulpverlener tegengekomen die ook maar in de verste verte blijk gaf van het feit dat hij dacht dat genezing tot de mogelijkheden zou kunnen behoren. Laat staan iemand die dacht dat het mogelijk zou zijn dat de pijn die ik had opgelopen getransformeerd zou kunnen worden in iets anders. Ik kon niet meer geloven dat zo iemand zou kunnen bestaan. [PP26] Niek kreeg het dan ook langdurig zwaar te verduren. Was hij echt wel betrouwbaar? Zou hij zich uiteindelijk niet net als al die anderen van me afkeren? Ik stikte bijna letterlijk in mijn woede en onmacht. Alles, maar dan ook alles wat ik na mijn periode in de psychiatrie dacht te hebben opgebouwd brokkelde af. [PP27] Mijn lichaam leek het op te geven, ik kwam in conflict op mijn werk en raakte opnieuw in de war van wat ik meemaakte. De redding die ik vroeger van engelen ervoer was er niet meer. Ik wist immers dat het mijn manier van overleven was geweest. Niek vertelde me dat mijn ziekte misschien wel een uitvloeisel was van mijn verleden. De pijn, die ik had, had volgens hem een boodschap, net zoals mijn stemmen dat ooit hadden. Toen kreeg ik de diagnose schizofrenie en nu MS. Of ik de overeenkomsten niet zag? Nee… even niet. Hoewel ik besefte dat er parallellen leken te zijn. Ik wilde echter niet dat hij de ‘echte’ ziekte die ik nu had, zomaar van me af zou pakken. Eindelijk was ik LEGAAL zielig.


Niek: “Dertig jaar geleden had haar woede waarschijnlijk veel meer bij me binnen gekomen omdat ik daar toen minder goed toe instaat was. ”

[PP28] Ik moest vaak lachen om de verbale explosies van Irene. Ik moest proberen haar bewust te maken van het feit dat iedereen op deze wereld, door zijn of haar programmering een ander karakter heeft. Dat er geen fout of goed is en zeker geen gemiddelde zoals waar in de psychiatrie vanuit wordt gegaan. Ik gebruikte daarvoor o.a. het Enneagram. Het was heel logisch dat Irene boos was. Zo was ze immers geprogrammeerd, nergens was ze veilig en ze zat altijd in een achterstandspositie. Ik herkende deze programmering als geen ander, hulpeloos maar schuldig. Je kon er niets aan doen, maar je had het altijd gedaan. Ze moest leren dat ze net als ik mijn programmering naar keuze kon leren loslaten. [PP29]

Dertig jaar geleden had haar woede waarschijnlijk veel meer bij me binnen gekomen omdat ik daar toen minder goed toe instaat was. Misschien had ik haar zelfs weggestuurd, maar inmiddels heb ik heel veel bijgeleerd. Ik begin het eindelijk een beetje te leren, word dus niet meer zo gauw geraakt en ben instaat om meer afstand te nemen. Alleen dichtbij - in het eigen gezin bijvoorbeeld – kost het me nog wel eens moeite. Niet bij cliënten, die emotioneel gezien verder weg staan, hoewel daar ook nog veel verschil in zit. Het is lastig om voor iedereen zeer mededogend te zijn. Het wordt zo makkelijk gezegd: “Wij stellen de cliënt centraal”, maar écht empathie hebben met iemand die zo boos was als Irene vraagt veel van onze menselijke vermogens.


Irene: “Had ik zelf misschien bijgedragen aan het feit dat versplinteren mijn ‘core business’ werd?”

[PP30] Door mindfulness te beoefenen begreep ik dat ik al jaren in twee werelden leefde. De wereld van het ‘normale’ en de wereld van het ‘gekke’. Had ik zelf misschien bijgedragen aan het feit dat versplinteren mijn ‘core business’ werd? Ik besloot me er in te verdiepen en deed uiteindelijk een cursus tot ervaringsdeskundige. Het leidde ertoe dat ik een jaar later mijn baan vaarwel zei en als ervaringsdeskundige ging werken. Ik veronderstelde dat het samensmelten van mijn twee werelden – en het uitkomen voor wie ik werkelijk was - zou helpen bij het omgaan met de gevolgen van mijn auto-immuunziekte. [PP31] Mijn eerste optreden als ervaringsdeskundige was een toespraak op het wereldcongres voor stemmen-hoorders. De ontdekking van een onvermoed talent was een feit.


Niek: “Ik moest daarbij, gezien haar mishandelingsverleden, heel voorzichtig te werk gaan.”

Mindfulness vormde een extra invalshoek om Irene via bewustwording, ademhaling en vooral de bodyscan haar lijf te laten ervaren en haar zo bij haar emotionele brein te brengen. [PP32] Haar lijf was door de fysieke- en seksuele mishandeling die ze had ondergaan, de medicatie die ze had gebruikt – en het gebrek aan aandacht van hulpverleners hiervoor - een soort aanhangsel van haar brein geworden. Het was er, maar daar was ook alles mee gezegd. Het belangrijkste woord bij Mindfulness is STOP. Irene moest stoppen met haar innerlijke praatjes en gaan voelen wat er in haar gebeurde. Hoe ging haar ademhaling? Zat die hoog of laag? Voelde ze haar hart kloppen? Kon ze haar voeten voelen? Waar zat er pijn? Wat werd er gevoeld? Kon ze overal met haar aandacht naar toe gaan? Waren er belemmeringen? Speelden er angsten op? Raakte ze verward en belangrijk, hoe was het later in de tijd met haar? Het was mijn manier om haar gevoelig te maken voor de lichamelijke programmering die ze had ondergaan. Ik moest daarbij, gezien haar mishandelingsverleden, heel voorzichtig te werk gaan. Zomaar even achteloos een bodyscan doen kon niet. De minste geringste vorm van ontspanning zorgde voor traumatische herinneringen.


Irene: “Ik werd me bewust van mijn ‘vrouw-zijn’, daarvoor was ik meer een ‘het’ geweest waarmee je kon doen wat je wilde.”

[PP33] De eerste keer dat ik de bodyscan deed in de behandelkamer van Niek heb ik hem naar de uiterste andere kant van de kamer gedirigeerd met de boodschap dat hij het niet moest wagen om dichterbij te komen. Het kon niet gezond zijn, ik liggend met een vent in een kamer - en dan wel iemand die continu aan lijven zat. Voor de zekerheid keek ik af en toe of hij nog op zijn plek zat. Later maakte ik de meest bijzondere spirituele momenten mee door de bodyscan. Ik voelde mijn lijf, had een lichaam. Ik werd me bewust welke rol mijn lichaam in mijn leven had gespeeld en besefte wat een wonder het was dat ik nog leefde. Het was zó mooi en overstijgend aan alles wat ik ooit eerder met mijn lichaam had ervaren!

Ik werd me bewust van mijn ‘vrouw-zijn’, daarvoor was ik meer een ‘het’ geweest waarmee je kon doen wat je wilde. Tot mijn verbazing begon ik ook af te vallen.

In sneltreinvaart moest ik nieuwe kleren kopen en wennen aan mijn lijf. [PP34] Op enig moment keek ik in een etalageruit en had geen idee meer wie ik zag. Wie was die vrouw? Ik besefte met een schok dat ik niet meer dik was, dat er een nieuw mens ontstaan was die anders was dan daarvoor. Het was een indringende transpersoonlijke ervaring van totale vervreemding. Het afvallen stelde me instaat om mijn lichaam beter te kunnen ervaren. Ik liep zelfs een halve marathon.


Niek: “Aanraken betekende mishandeling/gevaar.”

Irene kon ik aanvankelijk niet aanraken. [PP35] Ze durfde me geeneens aan te kijken. Op dat terrein ben ik heel voorzichtig gaan verkennen wat mogelijk was.

Een schouderklopje, een hand geven, een omarming, mensen die mishandeld zijn hebben hierbij vaak intense emoties. Bij Irene was dat niet anders, dat was immers haar programmering. Aanraken betekende mishandeling/gevaar. Toch wilde ik voorzichtig proberen lichamelijk contact te maken. Het ging immers over basisveiligheid. Als een cliënt zich onveilig voelt kan er sowieso nauwelijks iets geleerd worden, die weg wordt direct AFGESLOTEN.


Irene: “Niek was eerlijk over het feit dat hij soms niet wist hoe hij me kon helpen.”

[PP36] Ik leerde dat het ongelofelijk was dat ik zo lang akkoord was gegaan met het ontbreken van een klik tussen mij en hulpverleners. Zonder een klik is herstel onmogelijk. Je kan je programmering niet loslaten als je niet volledig op je gemak bent. Loslaten betekent de stress verdragen die gepaard gaat met de keuze voor een nieuwe eigen programmering. Niek was opvallend simpel daarin, als ik ergens anders beter kon vinden wat ik nodig had vond hij dat geen enkel probleem. Het was onderdeel van niet-dwingende, respectvolle zorg. Niek was eerlijk over het feit dat hij soms niet wist hoe hij me kon helpen. Hij beschuldigde mij nooit, en voorkwam daarmee dat hij een trauma toegevoegde aan mijn leven dat al meer dan voldoende met trauma gevuld was. Hij was eerlijk en dat vervulde me met dankbaarheid.


Niek: “Ik ben nu eenmaal zo, dat is mijn karakter nu eenmaal.”

Voor mij is hetgeen Irene zojuist verteld de kern van wat er in de 4e dimensie kan gebeuren. Als er een klik is kunnen twee karaktersystemen elkaar versterken. Er is meer energie, het is vitaler. De energieën versterken elkaar en dit wordt als het goed is gevoeld - en ervaren. Eenmaal thuis weer in je eentje valt de energie van de ander weg en keer je vaak weer terug naar je oude bekende programmering en energiesysteem. Dat hoor je ook vaak van cliënten. Gelukkig is dit aspect trainbaar en zo kunnen nieuwe zenuwcellen worden aangemaakt en ontstaan er veranderingen in de organisatie van de hersenen. Dus in je oude ik (oude programmering) zeg je: “Ik ben nu eenmaal zo, dat is mijn karakter nu eenmaal”. In de 4e dimensie kun je echter vol verwondering constateren: “Ik denk nu heel anders over mezelf dan een tijd terug”, of “ja, vroeger zou ik iemand van de trap gepleurd hebben, maar nee hoor, nu kan ik die eikel rustig laten lopen”. Hoe mooi is dat? Alles is mogelijk bij bewustwording, inzicht en uitzicht. [PP37]


Irene: “Niek ik zit in MIJN huis, mijn EIGEN huis!”

Door mijn lichamelijke problemen was het betreden van het huis dat ik met mijn pleegvader deelde moeilijk geworden. Via mijn werk kreeg ik een appartement. Verdwaasd keek ik om mij heen. Was dit MIJN huis? Echt MIJN huis? Met MIJN meubels en MIJN kleuren en schilderijen op de muren? Het was bijna niet te geloven. Door langdurige opnames en onzekerheid over mijn kunnen had ik mezelf wijsgemaakt dat ik meer een groepsmens was om te verhullen dat ik bang was om alleen te zijn. Ik besloot mijn verwondering te delen met Niek. Ik belde hem op en zei: ‘Niek, ik zit in MIJN huis, mijn EIGEN huis!’.

Het was het even stil en toen hoorde ik: ‘Eindelijk heb je een THUIS’. Ik heb zelden zo zitten huilen als toen. Zelden was ik gelukkiger. Het verbaasde me dat ik voor dit gevoel geen engelen of God nodig had en dat ik me ook niet meer door ze in de steek gelaten voelde.


Niek: “Binnen een paar maanden werd de grond onder mijn voeten weggeslagen.”

[PP38] Langzaamaan ging het beter met Irene en kwam ik zelf méér en méér in de problemen. In de eerste jaren dat ik Irene behandelde liep ik zakelijk tegen een paar zeperds op die mij emotioneel uit mijn evenwicht brachten. Binnen een paar maanden werd de grond onder mijn voeten ‘weggeslagen’. Een ervaring die ik niet snel zal vergeten. Het kwam erop neer dat ik dan misschien wel op fysiek en psychisch gebied de boel op orde had, maar op sociaal gebied was er kortsluiting ontstaan. Ik was nooit eerder ziek geweest, maar op mijn 60ste ben ik een half jaar burnout geraakt. Achteraf gezien heb ik denk ik een soort rouwfase doorlopen. Ik vertelde tegen Irene dat ik haar een tijd niet meer zou behandelen – ik voelde me nergens meer toe instaat - maar zij zei: “Hoezo?” Ik zei: “Ik heb geen kracht meer, ik ben leeg.”. Waarop zij zei: “Ja, en ? Dat ben ik ook wel eens. Hoe denk je dat ik al die jaren ben doorgekomen en geleefd heb? Wat ben jij voor een coach? Ik wél doorgaan en jij niet?” [PP39] Diep in mij kon ik gelukkig lachen om haar reactie en besefte ik dat ze een punt had. Onze sessies zijn dan ook altijd doorgegaan. Ik kan wel zeggen dat het mij ook geholpen heeft om uit mijn depressie-achtige gevoelens te komen. Ik bleef haar ondersteunen, maar zij mij ook.


Irene: “Ik durfde mezelf daardoor ook steeds kwetsbaarder te tonen.”

Het was moeilijk om Niek zo verdrietig en moe te zien. Hij leek iedere week smaller te worden. Zijn bedrijfssituatie taste zijn bestaanszekerheid zo ernstig aan dat ik hem uit alle macht wilde helpen. Het bestond voor mij niet dat ik na alles wat hij voor mij had gedaan hem niet zou ondersteunen. Tot mijn verbazing accepteerde hij mijn hulp. Ondertussen ging het met mij steeds beter. Het was soms moeilijk om met dat contrast om te gaan. Niek was er echter, in al zijn kwetsbaarheid, steeds weer als coach. Ik had en heb daar heel veel respect voor. Het maakte dat ik hem nog meer ging vertrouwen. [PP40] Ik durfde mezelf daardoor ook steeds kwetsbaarder te tonen. Wist dat ik niet meer zou versplinteren, maar had ernstig last van het idee dat ik een weekdier was geworden. Ik kende mezelf niet als kwetsbaar, het voelde ongemakkelijk, maar ook bijzonder en zacht.


Niek: “Ik was afgedaald van de religieuze kudde waar ik toe behoorde.”

Irene was in het begin té boos om het rustig over het belang van acceptatie te kunnen hebben. Toen het dan ook wat beter ging vond ik het toch belangrijk om met haar te praten over het écht accepteren van wat er was gebeurd. Er kan niets worden overgedaan van een jeugd vol trauma’s, hoe jammer dat ook is. Acceptatie is in mijn visie niet een passief proces, maar moet als actief gezien worden. Het maakt de weg vrij voor actie. Zelf moest ik ook aan de slag met acceptatie. Ik deed dat al eerder rond mijn scheiding, omgevings- en relatiewisselingen en nu dus bij de zakelijke problematiek die ik te verwerken had. Ik moest nieuwe verhalen creëren uit dat wat me was overkomen, transformeren. [PP41] Misschien wel mede door mijn jeugd heb ik de neiging om me te solitair op te stellen. Door mijn zakelijke problemen heb ik geleerd om daarbij hulp te vragen en besef ik dat ik misschien nog wel wat te doen heb op het sociale vlak. [PP42] Ik ben afgedwaald van de religieuze kudde waar ik ooit toebehoorde, maar was vergeten dat het soms toch wel handig is om onderdeel van een kudde te zijn. Alleen is maar alleen. Mindfulness was belangrijk in die tijd.

Me bewust worden van het huidige moment en dan mijn verstand verbinden met mijn emoties. Dat betekende vaak: STOP > neem afstand > accepteer > Vervolgens kon ik naar de vraag ‘Hoe nu verder?’ En dan kwamen er al weer nieuwe verhalen. [PP43] Ze kregen langzaam een wat ander karakter, want het pad ontstaat altijd achter je.


Irene: “Het kon toch niet zinloos geweest zijn?”

Acceptatie is heel lang een moeilijk woord voor me geweest. Het is goed geweest dat Niek me die vraag helemaal heeft laten uitwerken. Steeds weer terug naar de vraag ‘wat is waarheid’. Tot ik erachter kwam dat er geen waarheid was en dat ik om die reden misschien juist wel alle mogelijkheden in mijn leven had om er wat van te maken. [PP44] Zijn vraag: “Wat als de mishandeling die je hebt ondergaan nu eens zinloos was”, was zonder twijfel de méést confronterende en levensveranderende vraag die ik ooit in mijn leven kreeg. Mijn hele leven was ik bezig geweest met zingeven aan datgene wat me was overkomen en hopen dat er een God was die het me uit kon leggen. Het kon toch niet zinloos geweest zijn? Het pijnlijke antwoord op de vraag was desondanks ‘ja’. Ik had dit als kind niet mee hebben hoeven maken, maar het was gebeurd. Er zin aan geven was mijn overleving geweest, maar daardoor niet minder zinloos. [PP45] Door dit ene inzicht kwam er zoveel bevrijdend verdriet los dat het me energie gaf om mijn talent voor schrijven en het geven van toespraken verder uit te bouwen. In de volle wetenschap dat ik ook andere keuzes zou kunnen maken die net zo zinvol zijn.


Niek: “Van ik denk, dus ik ben (I AM) - naar jij bent, dus ik ben!”

[PP46] Ik wil afsluiten met opmerken dat we in mijn visie midden in een transitie van het Cartesiaanse tijdperk naar een meer Empatisch tijdperk

Niek Knol en Irene van de Giessen

zitten: van ik denk, dus ik ben (I AM) - naar jij bent, dus ik ben! Het lichaam-geest probleem wat vaak naar voren wordt gebracht in de GGZ is wat dat betreft niet alleen achterhaald, maar ook een schijnprobleem. Het gaat namelijk uit van een verkeerd uitgangspunt; het gaat uit van het oude idee over dualisme van Descartes. Daar is alleen een interessant aandachtspunt mee; er is geen enkel bewijs dat een geest een lichaam kan krijgen. Vanuit evolutionair opzicht is het feit dat een lichaam een geest krijgt zonder problemen verdedigbaar. U heeft dat met name kunnen zien in de manier waarop ik de problematiek van Irene heb geduid en hoe ik haar vanuit haar verstand naar haar emoties heb proberen te leiden. De belangrijkste vernieuwing voor de wijze waarop (Zelf)zorg een rol speelt in de therapeutische relatie die hieruit voortvloeit is in mijn visie dat emoties niet weggestopt horen te worden, het lichaam er veel meer toe doet dan tot nu toe werd aangenomen en dat de omgeving daar een essentieel onderdeel van is. Alles opdelen in zorg voor ofwel het brein, ofwel het lijf of de omgeving doet geen recht aan de mogelijkheid om een transpersoonlijke eenheidservaring mee te maken. Het doet geen recht aan het eigene van het mens zijn. En het vraagt specifieke kennis over de manier waarop je zo’n eenheidservaring tot stand kan brengen of kan ondersteunen, het vraagt een extreme vorm van empathie.


Irene: “Niek weigerde mijn ervaring tot een ziekte te verheffen.”

[PP47] Terugkijkend is het meest bijzondere wat Niek mij aanbood toen ik pijn had, dat hij naast me ging zitten in de duisternis, zodat ik de last die ik met me meedroeg kon transformeren, me beter kon voelen en zelfs kon genezen – en dat alles alleen door dichtbij me te blijven. De wil die Niek toonde om de donkere krochten van mijn geest te ontmoeten is een roeping en een daad van heldenmoed. Één die zelden wordt aangemoedigd in onze samenleving.

[PP48] Niek weigerde mijn ervaring tot een ziekte te verheffen. Hij deed wat hij kon om me te helpen inzien dat ik misschien wel beschadigd was, maar niet kapot, dat er geen fout was gemaakt, en dat ik niet een probleem was dat moest worden gecorrigeerd. Niek liet me zien dat hij zijn liefde, genegenheid, compassie en aanwezigheid niet zou terugtrekken wanneer ik niet aan zijn persoonlijke - of de collectieve - fantasieën over geluk en vrede voldeed. Hierdoor mocht ik zelf, maar ook samen met Niek, magische 4D-momenten meemaken. [PP49] De schatten die lang verborgen lagen in mijn lichaam raakten zichtbaar. Een wonder? Nee! 4de dimensie? Ja! Één keer eerder maakte ik zo’n mooi proces mee met mijn pleegvader, toen beschouwde ik het nog als een daad van God en de engelen, iets dat buiten mezelf lag. Dat ik het nog een keer heb mogen meemaken is heel bijzonder en bijna een wonder. En vooral omdat het mogelijk werd door vertrouwen, liefde en heel hard werken! [PP50]

90 weergaven0 opmerkingen
bottom of page